1
Eerste dag (zondagmiddag)
Tegenover het middeleeuwse kerkje ligt het café of eigenlijk is het meer een herberg. Links naast de ingang is een raam met twaalf ruitjes en groen-wit geschilderde houten luiken. Rechts van de ingang zijn nog drie zulke ramen, wat de herberg uiteindelijk haar middeleeuws uiterlijk geeft. De bovenverdieping telt vier ramen zonder luiken en het dak draagt felrode pannen, die afsteken tegen de witgepleisterde muren. Voor de herberg staan drie nagenoeg identieke lindebomen. Wanneer ik mijn fiets onder de gigantische beukenboom tegen de resten van het stenen muurtje voor de kerk heb gezet en richting de ingang loop, lees ik het bordje 'Tapvergunning' en ernaast de met de hand geschreven letters:
Café Walraven
Anno 1645
Boven de deur hangt een oud, geëmailleerd reclamebord van Oranjeboombier. Het is zondagmiddag, hoogzomer en het is zeker tweeëndertig graden. Het pleintje dat ik zojuist overstak richting het café, is eigenlijk meer een grote T-splitsing. Het is doodstil in het dorp, waardoor mijn voetstappen zachtjes galmen tegen de gepleisterde gevels. Het lijkt uitgestorven. Hier ben ik voor gekomen, dit wil ik fotograferen. De verlaten straten en de stilte van de zondagsrust. Het schijnbaar onveranderbare negentiende-eeuwse karakter van deze plattelandsgemeenschap. De landerijen en de boerenhoeven. Het bezoek dat ik vorig jaar met mijn vrouw aan het klooster en het internaat uit mijn jeugd bracht, veroorzaakte een ommezwaai in mijn fotografie. Of in ieder geval in mijn manier van kijken. Waar ik voorheen het unieke moment of een mooie compositie probeerde vast te leggen, zag ik plots het verhaal. Ik zag het in de details en in de rondschuifelende monniken. Het verhaal werd verteld door de gedeukte gamellen, opgestapeld in de oude, vervallen keuken. Ik zag het in de door duizenden uren van devotie uitgesleten kerkvloer toen de zon door de glas-in-lood ramen scheen.
Omdat mijn vrouw voor een moeilijk familiebezoek met haar zus naar Canada moest en mijn kinderen op een leeftijd zijn waarop ze liever zelfstandig hun vakantie doorbrengen, besloot ik het dorp uit mijn jeugd te bezoeken. Het is lang geleden dat ik er geweest ben. Ik schat ongeveer vijfendertig jaar. Hoewel nu ik er over nadenk, ben ik er op weg naar een begrafenis nog eens doorheen gereden. Het was een regenachtige, sombere winterdag en het Zeeuwse landschap kwam zwaarmoedig door de voorruit naar binnen. Ik voelde geen behoefte om te stoppen. Ik zag in het voorbijgaan bekende plekken die ongevraagd herinneringen opriepen. In tegenstelling tot tijdens die koude begrafenis is het nu broeierig warm. Zou een mens zich ten tijde van warmte meer herinneren, vraag ik me af.
Het dorp lijkt niet veranderd. Er zijn nog steeds twee kerken, een Katholieke en een Protestantse, en een lagere school die nu wordt verbouwd tot dorpshuis. Ik zag de bakkerij waar de dove bakkersknecht zo hard werkte, dat ik er als kind bang van werd. Hij stootte onverstaanbare klanken uit en hij bewoog zich alsof hij spastisch was. Hij had een bordje S/H achter op zijn fiets en kwam ons briesend achterna toen 'The King' en ik de kauwgomballenautomaat aan de gevel van de bakkerij volpropten met rotjes en deze lieten exploderen. Het regende minutenlang kauwgomballen. Eerst de ballen die recht naar beneden vielen, gevolgd door diegenen die via de dakpannen op straat stuiterden. 'The King' was mijn vriendje, zo genoemd omdat zijn naam 'Kees' zo klonk als hij hem zelf uitsprak. Hij was geboren met een hazenlip. Het dorp bestaat verder uit de hoofdstraat, een paar zijstraten en een dreef, een begraafplaats en een sportveld. Het is een klein, haast onveranderbaar Zeeuws dorp in de zak van Zuid-Beveland. In mijn herinnering bevolkt door boeren, ambachtslieden, werkvolk en een paar notabelen. En dat lijkt nu nog steeds zo te zijn.
Nadat ik het plein en het kerkje heb gefotografeerd, loop ik richting het café en zie dat de deur openstaat. Zou het café überhaupt nog als café functioneren? Ik besluit naar binnen te gaan. Een kleine, stenen trap brengt me in de L-vormige ruimte. Links zie ik onder vieze, oude lakens iets wat een jukebox zou kunnen zijn en er staat ook een biljart. Daar bovenop liggen verkleurde reclameparasols. Recht voor me is een bar of eigenlijk een oude toog, waarachter de barkrukken, samen met een paar scheefgezakte kartonnen dozen, staan opgestapeld. Alles zit onder een grijze stoflaag. Rechts van me staan kleine cafétafeltjes met verschoten tafelkleedjes langs de wanden. Aan de wanden hangen wat zwart-wit foto's, een paar Zeeuwse landschapjes en verouderde reclameboodschappen. Er staat een prijzenkast van 'Boogschietvereniging Willem Tell' (staande en liggende wip). De toog draait met de L-vorm mee naar achteren, waar een lange kaarttafel staat met een laptop en een kop koffie erop. Er brandt een sigaret in een verder lege asbak; de rook kringelt sierlijk omhoog. Er moet dus iemand zijn.
Wanneer ik naar binnen loop, stap ik gelijk veertig jaar terug in de tijd. Hoewel het eerder een opslagruimte lijkt, komen toch snel de herinneringen aan het oude café bij me boven. Als kind heb ik hier met klasgenootjes mijn eerste speelfilm gezien. Afgespeeld op een laken aan de wand. De voorstelling begon met Stan Laurel en Oliver Hardy in zwart-wit en werd gevolgd door een film over een eiland waar drenkelingen vochten met prehistorische monsters. Ik kon mijn ogen niet geloven. In de winter schoot men hier vanuit het achterraam met pijl en boog op een liggende wip in de tuin van het café. Soms was ik de pijlenraper. Dan haalde ik de afgeschoten pijlen op in de tuin en deponeerde die in de daarvoor bestemde mand. Het was dan altijd druk bevolkt met somber geklede mannen in een mist van rook.
Het café is nog steeds hetzelfde als toen, maar het toont kleiner dan in mijn herinnering.
Tegenover de kaarttafel zijn twee deuren, Een deur met 'Toilet' en de andere met 'Privé'. Ik zou het interieur van dit café willen fotograferen, maar ik doe het toch maar niet. waarschijnlijk Cafe Walraven