hoofdstuk 1
Een galmende klap laat broeder Winfridus de lange stenen gang in kijken. Er werd een deur hard dichtgeslagen en dat irriteert hem. Hij blijft even staan om te luisteren of hij aan het wegstervende geluid kan achterhalen wie dat was geweest. De kou van de ingesleten stenen vloer trekt door zijn schoenen en knijpt in zijn kuiten. Hij kan zich niet herinneren dat hij zich zoiets vroeger gewaar was geweest en dat terwijl hij zomer en winter op sandalen had gelopen. De deur van zijn cel piept wanneer hij uiteindelijk naar binnen gaat, hij zal deze niet meer voor de metten[1] verlaten. De gebedentijden houd hij aan, al was het maar als voorbeeld voor de andere broeders die samen met hem hebben gekozen voor het wonen in dit oude klooster. Van de negenentwintig broeders uit zijn kloosterorde die er vorig jaar min of meer toe waren gedwongen om te verhuizen naar het nieuwe moderne wooncomplex voor religieuzen in ruste, waren er uiteindelijk twaalf met hem mee gegaan. Het luxe wooncomplex waar ze allemaal zouden gaan wonen had gelegen in het centrum van de stad en was in opdracht van de bisschop gebouwd.
‘Het is een modern gebouw met mooie comfortabele eenpersoonskamers, het geeft uitzicht op een levendig stadsdeel vlak achter de kathedraal en het is voorzien van alle gemakken. Ook is er een verwarmde kapel met mooi zacht licht, waar U kunt bidden en mediteren, er zijn half gestoffeerde banken plus geluidsversterking’ had de jonge ambitieuze en overduidelijk niet religieuze directeur hen in een gelikte en enigszins dwingende samenkomst voorgehouden.
[1] Gebedentijd 1700u
en toen ......
BeantwoordenVerwijderen