woensdag 4 januari 2012

Langszij


Langszij

Terwijl de langzaam stijgende zon haar glinstering over het zeewater verspreidt, zie ik hoe het wad zich gestaag verder vult. Nog even en mijn vorig jaar met trots aangeschafte oude sleepboot de Julius komt los van datzelfde wad. Het is een in 1952 gebouwde sleper en nog helemaal in originele staat. Hij heeft in de kajuit naast een kleine keuken en een toilet ook een twijfelaar. Ze is sober ingericht en behangen met oude Playboy- en Hustleruitklappagina’s. Voor een man als ik uiterst comfortabel zou ik zo zeggen.
     Met deze sleper laat ik me geregeld droogvallen om ’snachts te wandelen over het slib of om te vissen. Het wad, zijn stilte en de imposante sterrenhemel geven me het gevoel verlost te zijn van alle dagelijkse sores. Mijn vrouw gaat niet meer mee, allang niet meer. Sinds de kinderen het huis uit zijn laat ze duidelijk merken hoezeer ze genoeg heeft van mij en mijn lijf.  De Julius bracht een onontkoombare en tegelijk charmante oplossing. Zo ook gisteren toen ik na een voortreffelijke woordenwisseling het huis uitvluchtte en ronduit geïrriteerd het wad op ben gevaren vol gevoelens van overbodigheid en cynisme.
     Vastberaden het hele weekend in mijn eentje door te brengen ver weg van iedereen. Hoe anders zou het lopen bedenk ik me nu, kijkend over het weidse en lege wad. Nadat ik in de middag ver voorbij de haven van Schiermonnikoog stil viel en mijn kist reserveonderdelen geen verdeelkap bleek te bevatten, heb ik via mijn laptop en de satellietverbinding contact gezocht met mijn facebookpagina “olie en stoom”. Een clubpagina voor sleepbootliefhebbers die ik zelf heb aangemaakt om snel en overal met leden in contact te kunnen komen. Uitmuntend idee realiseer ik me nu. Nadat ik wat S.O.S.-berichten aan de meest actieve leden verzonden had, ben ik aan dek een Javaanse jongen gaan roken. Mijn zwaarmoedigheid verwaaide in de warme zomerwind, ‘hier heeft niemand last van me’, dacht ik opgelucht. De Horizon reageerde als eerste. Ik ken die boot want ik loop er in de haven altijd langs. Een mooie goed onderhouden sleepboot uit 1961weet ik me te herinneren, ook een echte liefhebber. Hij had wel een passende verdeelkap aan boord en beloofde die te brengen, mits ik de diesel zou betalen. Ik mailde hem waar ik lag en hij antwoordde dat gezien het tij hij gelijk zou uitvaren omdat hij ook nog terug wilde diezelfde avond. Daarna viel mij niets anders te doen dan aan dek te lunchen en te genieten van de lege Waddenzee.
   Tegen half vijf zag ik de Horizon verschijnen en dat was maar goed ook want aan de stroming te zien liep het water snel af. Weldra zou ik droog komen te vallen. De ingang van de machinekamer had ik opengezet als uitnodiging aan de schipper om mee te helpen bij het vervangen. Traag maar loepzuiver kwam hij langszij en terwijl mijn ogen zochten naar de schipper gooide zijn vrouw mij een touw toe. Toen was er ineens die verwarring. De boot was verder leeg en het drong tot me door dat deze grote en in een blauwe overall gestoken vrouw de schipper van de Horizon moest zijn. Zo zelfverzekerd als ze de boot langszij had gebracht, zo zelfverzekerd passeerde ze me op weg naar mijn kajuit en zei in het voorbijgaan: ‘Een stork uit 1952! 505 Pk als ik me niet vergis!’  Beneden keek ze even naar de posters aan de wand, zette haar gereedschapstas glimlachend op de tafel en stak haar hand uit. ‘Jantine, aangenaam!’  Lichtelijk in paniek reageerde ik enigszins stompzinnig ‘moet je niet gelijk terug gezien het tij? Straks lig je vast.’ en met de woorden: ‘Vertel mij niets over het wad, tijd zat.’ keek ze betekenisvol naar de koffiekan op het aanrecht. Terwijl ik haar koffie inschonk en zij een klein sigaartje opstak observeerde ik deze vrouwelijke schipper. Een lange grijsblonde vlecht en de sierlijke kraaienpootjes verraadden haar leeftijd niet echt. Ik schatte haar eind veertig, misschien begin vijftig. De mannelijke kleding die ze droeg deed haar best maar kon haar stevige vrouwelijke vormen niet verbergen. Het sigaartje tussen haar lippen deed iets met me wat ik lang niet meer had gevoeld. Ze lachte en vertelde dat ze me al vaak had zien lopen op de kade. Dat ze me wat vreemd en in mezelf gekeerd vond. En dat ze gelijk had geweten wie het was die in nood verkeerde. Opnieuw lachte ze, maar nu met een schaterlach die de zeehonden buiten vermoedelijk deed onderduiken. Na de koffie wilde ze wel een borrel want dat maakte minder selectief zei ze en weer was daar die uitbundige en aanstekelijke schaterlach. De hitte van de motor was nog voelbaar toen we niet veel later samengeperst in de zeer nauwe machinekamer de verdeelkap vervingen. Haar laatste slag met de baco viel samen met de eerste verstoring van de ritmische deining en ik wist gelijk dat mijn boot vast lag. ‘Heb je naast de jenever ook brood en eieren aan boord?’, vroeg ze terwijl ze de machinekamer verliet om over de reling naar haar eigen vastgelopen boot te kijken. ‘Jij kende de Waddenzee toch zo goed?’ zei ik enigszins sceptisch. ‘Ja, zeer zeker’ antwoordde ze zonder terughoudendheid en met een rij witte tanden. ‘Maar jou nog niet….’

Ze nam die nacht na de eieren, het brood en veel jenever met haar uitbundige natte lijf en haar schaterende lach een geweldige hap uit mijn onzekerheid. Achteraf toen ik tegen de romp van de boot leunde, rookte ze liggend in mijn armen mijn zware shag en deed het zoute water een voorzichtige poging om het vastklevende zand van onze naakte huid te spoelen. Ik blies, als een oude diesel, kringen rook de waddenlucht in. Zonder te lachen zei ze zacht, maar onontkoombaar dat het eenmalig zou zijn. ‘Nooit iets óver doen wat uniek is.’
Nu vaart ze weg met een groet. Ajai schipper tabee, en dan die uitbundige lach over het wad.


Correctie: B.Meeuwsen

dinsdag 3 januari 2012

Onbekende held

Onbekende held

Misschien door de wind of misschien door de koude harde regen, maar ineens was je terug in mijn gedachten. Nu heb jij de gewoonte om door de jaren heen plotseling in mijn gedachte op te komen, soms pas na jaren.
Je naam weet ik niet meer en ik vraag mezelf af of ik die ooit geweten heb. Dat moet haast wel, want vanaf je eerste verschijning maakte je indruk bij de meisjes zowel als bij de jongens. Jou jaloers makende brommer was een opgevoerde kreidler met een verhoogd  stuur die moeiteloos de tachtig haalde. Alles aan jou deed denken aan Jim Morrison van de The Doors. Even mysterieus. Je haar was zelfs langer dan dat van mij, wat voor Zeeuwse begrippen in 1965 al heel lang was. ‘Onze’ meiden waren ineens minder onze meiden en een beetje meer jou meiden. Je deed het niet maar je had zonder problemen zo met een van hen het café kunnen verlaten. Je kon niet biljarten, niet kaarten en eigenlijk ook niet drinken. Je sprak niet veel en eigenlijk wisten we niet wat we met jou aan moesten. Hoe je bij de vriendenclub kwam weet ik niet meer, ineens was je er. De Rutger Houwer van twee dorpen verderop. Tot op die zondagmiddag, toen wij zaten te wachten en het bericht binnen kwam dat jij midden op de weg net buiten het dorp lag. Mijn Tomos was zoals altijd het laatst.

Adrie, de in uniform gehulde dienstplichtige vriend van ons dienstmeisje zat verkleumd boven aan de dijk, trillend op de treeplank van zijn 3ehands Opel-tje. Onderaan de dijk en op de splitsing lag jou samen gekreukelde Kreidler tussen glasscherven. Je bovenlichaam hing slap over het stuur met je bloedende wang op het roodgekleurde asfalt, je mond half open. Je arm raakte op bizarre wijze de onder je stuur doorgekrulde onderbeen. Als een gymnast die een voorwaarts vogelnestje demonstreerde lag je doodstil in de regen. Ik ben op weg naar s’Heerenhoek nog een keer langs je graf geweest wat gek genoeg tussen de overleden kinderen was geplaatst. Het zal nu onderhand wel geschud zijn. Toch beloof ik je op te zoeken als ik het enige boekenwinkeltje van Ovezande ga bezoeken. Want ik wil weten hoe je heet.