Zonlicht laat zich maar moeilijk door de vervuilde glasplaat verstrooien. Het valt als vlakke grijze sneeuwvlokken op het laminaat. Het is een salontafel die deze glasplaat draagt waarop allerhande voorwerpen zich verdringen om aandacht. Rechts, vlak aan de rand, staat een met peuken gevulde asbak geflankeerd door tientallen pakjes Rizla vloeitjes en evenveel pakjes goedkope shag. De glasplaat is bezaaid met shagkruimels en velkleurende wegwerpaanstekers lichten op in het sluimerende zonlicht. Rood, geel, blauw en een knalroze. Ik bekijk het tafelblad aandachtig. Haast is nu niet meer nodig. Links van het midden ligt haar ondergebit naast een halfvolle tube Kukident. Er naast de weekbox met roze, blauwe en witte pillen. Die is vrijdag dus nog door de apotheek gebracht. ‘Zo lang al’ denk ik. En in het hart van de tafel ligt de telefoonklapper opengeklapt op zijn buik en raakt met een hoekje nog net de ivoor gekleurde telefoon. De hoorn hangt los naast de tafel en in de stilte van de kamer hoor ik het regelmatige toontje van een verbroken verbinding. Heel zachtjes en heel ver weg. Ook liggen er opengescheurde luchtpostbrieven uit Amerika. Haar geboorteland dat ze verliet om het te dienen toen President Johnson daarom vroeg. De Vietcong zou daarna haar hoofd nooit meer verlaten. Er was geen fles of pil tegen opgewassen. De beelden van de laatst vertrekkende helikopter die ik als kind op de televisie zag heeft zij live meegemaakt. Ze was er bij. Jarenlang gaf Jezus haar opdracht tot zelfdoding. Hij schreeuwde het in haar oren en ze kon het niet verdringen hoe hard ze de radio ook aanzette. De eerste maanden geloofde ik haar niet. Een psychose of waan dacht ik. Maar haar medisch dossier gaf haar gelijk.
Ze wist het zeker, ze werd gezocht. Iedere dag was er het gevaar.
Soms zag ik haar op straat worstelen met haar emfyseem. Krom getrokken en schuifelend liep ze voorzichtig voetje voor voetje. Iedereen zou aan haar zien dat ze Amerikaanse was en overal waren moslims. Na een leven vol omzwervingen van inrichting naar opvang, vond ze haar laatste huis hier in mijn stad.
Ik zie op de tafel de toewijzing van haar Amerikaans pensioen aanvraag naast het etui met CD van haar zoon. Hij zit op de grote vaart en komt eens per jaar op bezoek bij zijn biologische moeder. Meer kon ze niet zijn, nooit. Iedere week vroeg ze naar hem met haar scherpe Amerikaanse accent. Nu kijk ik haar ingevallen en geelwitte gezicht dwars door de koffie vlekken waar de glasplaat mee is bezaait. Ze is dood. Ze is naakt. Haar magere oude lichaam ligt half onder de salontafel en haar dode ogen hebben zich niet gesloten. Ze moet in paniek zijn geweest. Ze was helemaal alleen toen haar laatste moment was aangebroken. Ze wilde het zo. Ze wilde het niet anders. Troost vind ik in de absolute leegheid die het dode lichaam uitstraalt. Grace heeft haar stoffelijk overschot achtergelaten voor mij om te vinden. Nog even en dan lopen hier de ambulancebroeders en de schouwarts. Het zal haar geen kwaad meer doen, ze is ontkomen en veilig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten